6.23 Personeelsgerelateerde verplichtingen
Verloop verplichting uit hoofde van toegezegd-pensioenregelingen en jubileumuitkeringen
x € 1.000
Verplichting |
Reële waarde activa |
Nettoverplichting |
||||
2022 |
2021 |
2022 |
2021 |
2022 |
2021 |
|
Saldo per 1 januari |
230.241 |
248.486 |
205.145 |
232.120 |
25.096 |
16.366 |
Opgenomen in de winst-en-verliesrekening |
||||||
Kosten voor opbouw |
393 |
300 |
- |
- |
393 |
300 |
Rente lasten/-baten |
1.920 |
854 |
1.715 |
797 |
205 |
57 |
Actuarieel resultaat verplichting jubileumuitkeringen |
-992 |
1.668 |
- |
- |
-992 |
1.668 |
Administratie- en overige kosten |
- |
- |
-129 |
-52 |
129 |
52 |
Opgenomen in niet-gerealiseerde resultaten |
||||||
Actuarieel resultaat ervaringsaanpassingen |
485 |
-3.012 |
293 |
-3.630 |
192 |
618 |
Actuarieel resultaat gewijzigde sterftetafel |
1.490 |
- |
1.187 |
- |
303 |
- |
Actuarieel resultaat indexering |
11.031 |
9.384 |
- |
- |
11.031 |
9.384 |
Actuarieel resultaat rekenrente |
-71.172 |
-18.067 |
-59.704 |
-15.534 |
-11.468 |
-2.533 |
Bijdragen en uitkeringen |
||||||
Bijdragen betaald door de werkgever |
- |
- |
1.805 |
816 |
-1.805 |
-816 |
Pensioen- en jubileumuitkeringen |
-9.591 |
-9.372 |
-9.591 |
-9.372 |
- |
- |
Saldo per 31 december |
163.805 |
230.241 |
140.721 |
205.145 |
23.084 |
25.096 |
De pensioen- en jubileumuitkeringen zullen in 2023 circa € 10 miljoen bedragen. Dit bedrag zal in de jaren daarna naar verwachting niet belangrijk afwijken.
De totale verplichting uit hoofde van toegezegd-pensioenregelingen en jubileumuitkeringen is als volgt in de balans verantwoord:
x € 1.000
31 december 2022 |
31 december 2021 |
|
Personeelsgerelateerde verplichtingen langlopend |
10.997 |
24.496 |
Personeelsgerelateerde verplichtingen kortlopend |
12.087 |
600 |
23.084 |
25.096 |
Verplichting voor toegezegd-pensioenregelingen
Verzekerde regelingen
De Groep kent eind 2022 circa 15 verzekerde regelingen die bij een verzekeraar zijn ondergebracht middels garantiecontracten. De Groep is naast de kosten voor eventuele indexatie, geen betalingen voor de verzwaring van sterftegrondslagen verschuldigd. Daarmee liggen de risico’s in de regeling in grote mate bij de verzekeraars. De verantwoordelijkheid om voldoende middelen aan te houden om alle uitkeringen te kunnen doen, ligt bij de verzekeraars. Het toezicht hierop vindt plaats door DNB. De indexatiekoopsom wordt vastgesteld op basis van de grondslagen in het verzekeringscontract. De gemiddelde looptijd van de pensioenverplichtingen bedraagt circa 12 jaar.
Voor 3 verzekerde regelingen bestaat geen indexatieverplichting meer. Deze regelingen waren eind 2020 niet langer in de pensioenverplichting opgenomen. Dit is in 2020 als een afwikkeling verantwoord, waarbij geen resultaateffect is opgetreden. De Groep loopt bij deze 3 regelingen overigens nog wel een beperkt risico bij eventuele waardeoverdrachten (deze risico's zijn naar verwachting niet materieel en worden daarom niet gewaardeerd).
Bedrijfstakpensioenfondsen
Het merendeel van de pensioenen is ondergebracht bij bedrijfstakpensioenfondsen. Het betreft met name het pensioenfonds voor de Bouwnijverheid en het pensioenfonds Metaal en Techniek. Beide pensioenfondsen voeren geïndexeerde middelloonregelingen uit. De beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds voor de Bouwnijverheid bedraagt 131,5% ultimo 2022 (ultimo 2021: 119,3%). Het aandeel van de Groep in het totaal aantal deelnemers in dit fonds bedraagt circa 2% (2021: 2%). De beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds Metaal en Techniek bedraagt ultimo 2022: 108,1% (ultimo 2021: 100,8 %). Het aandeel van de Groep in het totaal aantal deelnemers in dit fonds bedraagt circa 0,5% (2021: 0,5%). De dekkingsgraden zijn berekend op basis van de waarderingsgrondslagen die door de bedrijfstakpensioenfondsen worden gehanteerd; op basis van de Pensioenwet en Financieel Toetsingskader.
Omdat de premieaanpassingen in beperkte mate beïnvloed worden door de dekkingsgraad zijn deze regelingen aangemerkt als toegezegd-pensioenregelingen. Deze worden verwerkt als toegezegde bijdrageregelingen aangezien de administratie van de bedrijfstakpensioenfondsen niet is ingericht om de vereiste informatie aan te leveren.
Voor deze regelingen is de Groep gehouden de vooraf vastgestelde premie af te dragen. De Groep kan niet worden verplicht tot aanzuivering van een eventueel tekort, anders dan door toekomstige premieaanpassingen. De Groep kan geen aanspraak maken op een eventueel overschot bij de fondsen.
Jubileumuitkeringen
De jubileumuitkering bestaat uit een (gedeeltelijk) maandsalaris bij een dienstverband van 25, 40 en 50 jaar.
Lasten opgenomen uit hoofde van toegezegd-pensioenregelingen en jubileumuitkeringen
x € 1.000
2022 |
2021 |
|
Kosten voor opbouw |
-393 |
-300 |
Rentelasten |
-1.920 |
-854 |
Rentebaten |
1.715 |
797 |
-598 |
-357 |
|
Administratie- en overige kosten |
-129 |
-52 |
Actuarieel resultaat verplichting jubileumuitkeringen |
992 |
-1.668 |
Totale last toegezegd-pensioenregelingen en jubileumuitkeringen |
265 |
-2.077 |
De voornaamste actuariële veronderstellingen per balansdatum zijn:
31 december 2022 |
31 december 2021 |
|
Disconteringsvoet |
3,60% |
0,85% |
Toekomstige looninflatie |
5,06% voor 2023. 2,25% voor 2024 en verder. |
2,25% |
Toekomstige loonsverhogingen |
0-1,5% |
0-1,5% |
Toekomstige indexatie |
15,44% in 2023 voor regelingen die de indexatie van Bpf Bouw volgen, 0-1,4% voor de overige regelingen. 0-1,4% voor alle regelingen voor 2024 en verder. |
0-1,50% |
Personeelsverloop |
3,5-12,5% |
3,5-12,5% |
Sterftetabel |
AG Prognosetafel 2022 0/0 |
AG Prognosetafel 2020 0/0 |
De disconteringsvoet is gebaseerd op hoogwaardige ondernemingsobligaties gecorrigeerd voor de looptijd van de uitkeringsverplichting. Dit geldt eveneens voor het verwachte rendement.
De toekomstige indexatie is gebaseerd op de indexatie die door het bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (Bpf Bouw) naar verwachting wordt toegekend. Voor regelingen die een-op-een de indexatie van Bpf Bouw volgen, is voor 2023 gerekend met een indexering van 15,44% omdat dit de indexering is die het Bpf Bouw daadwerkelijk zal gaan toepassen in 2023.
Financiering verplichting toegezegd-pensioenregeling en jubileumuitkering
x € 1.000
31 december 2022 |
31 december 2021 |
|
Gefinancierde toegezegd-pensioenregelingen |
157.691 |
223.090 |
Jubileumuitkeringen (niet gefinancierd) |
6.114 |
7.151 |
Verplichting toegezegd-pensioenregelingen en jubileumuitkeringen per 31 december |
163.805 |
230.241 |
De gefinancierde toegezegd-pensioenregelingen bestaan geheel uit verzekerde regelingen (net als in 2021), er is geen sprake van fondsbeleggingen in aandelen, vastrentende waarden of liquiditeiten.
Redelijkerwijs mogelijke wijzigingen per de verslagdatum in een van de relevante actuariële veronderstellingen, waarbij de andere veronderstellingen constant blijven, kunnen zoals hieronder weergegeven invloed hebben op de verplichtingen uit hoofde van toegezegde pensioenrechten.
x € 1 miljoen |
2022 |
2021 |
||
Stijging |
Daling |
Stijging |
Daling |
|
Wijziging rekenrente met 0,50%-punt |
-9,4 |
10,4 |
-16,4 |
18,4 |
Wijziging loon- en prijsinflatie en indexatie met 0,25%-punt |
5,2 |
-2,2 |
9,0 |
-3,6 |
Wijziging levensverwachting met 1 jaar |
6,7 |
-6,8 |
11,6 |
-11,5 |
Bovenstaande impact is vastgesteld door de actuaris die de actuariële berekeningen heeft uitgevoerd. Een wijziging in meerdere aannames leidt mogelijk tot andere effecten dan de optelling van de afzonderlijke effecten door het optreden van kruis-effecten.
De weergegeven effecten betreffen alleen de impact op de verplichtingen en niet die op de reële waarde van de beleggingen. De effecten van deze veranderingen worden in belangrijke mate gemitigeerd door een even groot effect op de waarde van de beleggingen voor de regelingen die zijn ondergebracht in een verzekeringscontract, door de garantie van de verzekeraar.
De Groep verwacht in 2023 naar schatting ongeveer € 12 miljoen bij te dragen aan zijn toegezegd-pensioenregelingen en circa € 40 miljoen aan toegezegde bijdrageregelingen (inclusief bovengenoemde bedrijfstakpensioenfondsen). In het bedrag voor de toegezegd-pensioenregelingen zijn de hogere dan voorgaande jaren bijdragen voor indexaties opgenomen die het gevolg zijn van het besluit van het bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid om een indexatie van 15,44% toe te passen vanwege de hoge dekkingsgraad van dit fonds. De verwachte bijdragen in latere jaren zullen naar verwachting weer in lijn liggen met voorgaande jaren (rond de € 40 miljoen in totaal), mede afhankelijk van de ontwikkeling van eerdergenoemde actuariële uitgangspunten en met name de ontwikkeling van de dekkingsgraad van het bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid. Nieuwe bijstortingen zijn niet op voorhand uit te sluiten.